Verbindende factoren

Opdracht

Let op: vanaf 1 januari 2022 zal FBB (FAMILY BENEFITS BELGIUM) verantwoordelijk voor:

  • het oriënteren van de aanvragen die ingediend worden bij de bevoegde deelentiteit die zich zal belasten met alle vragen te beantwoorden. Het gaat daarbij over alle aanvragen omtrent gezinsprestaties zowel in een Belgische als in een internationale context waarbij het onmogelijk is om aanvragen te oriënteren, aangezien er geen aanknopingsfactor te vinden is.
  • in het geval van een conflict een beslissing nemen met betrekking tot de aanknopingsfactoren.

Het e-mailadres is: info@familybenefitsbelgium.be

Orint vertegenwoordigt het Waals Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap.

Principes

Het samenwerkingsakkoord van 6 september 2017 (BS 26.01.2018) tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap bepaalt de aanknopingsfactoren om uiteindelijk te beslissen welke entiteit bevoegd is voor de uitbetaling van de kinderbijslag. Ze worden toegepast in de volgorde waarin ze zijn vermeld, zodanig dat elke volgende factor alleen wordt toegepast indien de vorige niet kan worden toegepast.

  • de wettelijke woonplaats van het kind in de entiteit;
  • de verblijfplaats van het kind in de entiteit;
  • de locatie van de vestigingseenheid of, wanneer dat gegeven niet beschikbaar is, van de hoofdzetel exploitatiezetel van de huidige werkgever of van de laatste werkgever van de sociaal verzekerde in België;
  • de wettelijke woonplaats of de laatste wettelijke woonplaats van de sociaal verzekerde in de entiteit;
  • de locatie van het sociaal verzekeringsfonds waarbij de sociaal verzekerde is aangesloten als zelfstandige;
  • de locatie van het bureau van de laatst gekende kinderbijslaginstelling die de gezinsprestaties toekende.

Het doorslaggevende criterium om de bevoegde entiteit te bepalen, is de wettelijke woonplaats van het kind in België.

Bij het ontbreken van de wettelijke woonplaats zal dan de werkelijke verblijfplaats van het kind het bepalende aanknopingspunt zijn? Geen enkel document, officieel of niet, krijgt voorrang op de wettelijke woonplaats.

Wanneer het kind niet gedomicilieerd is in België, wordt er rekening gehouden met de
(huidige of vorige) plaats van tewerkstelling van de werknemer. Wanneer de plaats van tewerkstelling van de bezoldigde werknemer niet bekend is, dan is de entiteit waarin de maatschappelijke zetel van de werkgever zich bevindt bevoegd.

Als de werknemer niet in België tewerkgesteld is, dan is het de (laatste) wettelijke woonplaats van de sociaal verzekerde die de entiteit bepaalt, daarna is het de plaats van het sociaal verzekeringsfonds waarbij de sociaal verzekerde is aangesloten als zelfstandige, en ten slotte is dat het laatst gekende kinderbijslagfonds.

Als er vastgesteld wordt dat meerdere sociaal verzekerden onder de toepassing van dezelfde aanknopingsfactor vallen, wordt de exclusieve bevoegdheid van een deelentiteit bepaald door de oudste onder hen. Dit is de aanvullende prioriteitsregel (art. 2, tweede lid van het samenwerkingsakkoord).

En wat met het vooruitbetaald kraamgeld?

De bevoegdheid van een deelentiteit wordt echter bepaald op basis van de aanknopingsfactoren en in de volgende volgorde:

  1. de wettelijke woonplaats van de moeder in de entiteit;
  2. de verblijfplaats van de moeder in de entiteit.

De entiteit die een aanvraag om vooruitbetaald kraamgeld ontvangt, controleert of er geen andere entiteit is die dit bedrag al heeft betaald.

Als de wettelijke woonplaats of de verblijfplaats van de moeder verandert tussen de datum van de vooruitbetaling en de geboorte van het kind, is er reden om het behoud van de bevoegdheid door de deelentiteit die de vooruitbetaling heeft uitgevoerd te controleren. Als de bevoegde deelentiteit verandert, moet men het volledige vooruitbetaalde bedrag regulariseren, in overeenstemming met artikel 3, § 2 van het protocolakkoord.

Het is belangrijk om op te merken dat kraamgeld voor kinderen die niet gedomicilieerd zijn in België, nooit wordt vooruitbetaald.

Als het kind gedomicilieerd is in een EU-lidstaat, dan zijn de Europese Verordeningen van toepassing.

De sociaal verzekerde die het recht opent in het kader van de gezinsprestaties, wordt beperkt tot de ouder, tot de persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad van die ouder en met wie de ouder feitelijk of wettelijk samenwoont en tot de echtgeno(o)t(e) van de ouder met betrekking tot hun eigen of gemeenschappelijke kinderen.

Voor de toepassing van de Verordening 883/2004, zijn de volgende voorrangsregels van toepassing, naargelang de socio-professionele situatie die in acht wordt genomen bij de opening van een recht op kinderbijslag.

  • Ten eerste wordt het recht geopend op basis van arbeid : op basis van een bezoldigde of onbezoldigde activiteit
  • Ten tweede wordt het recht geopend op basis van het pensioengeld dat wordt ontvange
  • Vervolgens wordt het recht geopend op basis van de verblijfplaats : andere verzekerbaarheidssituaties dan werk, pensioen en wezenstatuut
  • Ten slotte de wezenbijslag : d.w.z. alle prestaties gestort op basis van het wezenstatuut van het rechtgevend kind.

Het is dus voortaan enkel voor deze sociaal verzekerden dat de socio-professionele situaties zoals werd vermeld in de bijlage van het samenwerkingsakkoord onderzocht worden met betrekking tot de artikelen 67, 68 en 69 van de Verordening883/2004.

Het artikel behandelt de overgangsmaatregelen

In afwijking van artikel 2, tweede lid en artikel 3, kunnen de rechthebbenden die een recht op kinderbijslag openden op 31 december van het vorige jaar – het jaar voor de eerste overname – dit recht nog altijd openen voor zover zij hun hoedanigheid van rechthebbende verworven hebben op grond van de kinderbijslagregeling.

Dit kan tot op het moment dat :

  1. hun gezinssituatie wijzigt;
  2. hun socio-professionele situatie in die zin wijzigt dat ze voortaan, overeenkomstig de bijlage bij dit samenwerkingsakkoord, onder een andere categorie vallen.

De voormelde wijzigingen hebben uitwerking op de eerste dag van de maand na de maand waarin de gebeurtenis valt.

Als het kind gedomicilieerd is in een land waarmee België een bilaterale overeenkomst gesloten heeft met een luik over gezinsbijslag, dan is deze overeenkomst van toepassing.